(ca. 582 - Habend, tussen 640 en 655), heilige, bisschop van Metz, stamde uit een aanzienlijke Frankische familie. Hij werd opgevoed aan het hof van de Austrasische koning Theodebert II. Uit zijn huwelijk had hij twee zonen: Chlodulf, die later zijn tweede opvolger zou worden als bisschop van Metz, en Ansegisel, die huwde met Begga, een dochter van de hofmeier Pippijn I. Uit dit laatste huwelijk stammen de Karolingen, die naar hem ook Arnulfingen worden genoemd. In 614 werd Arnulf gekozen tot bisschop van Metz. Zijn vrouw trad te Trier in een klooster. Ook als bisschop had hij veel invloed op de politieke situatie. Hij nam samen met Pippijn I de leiding van de Austrasische aristocratie in de strijd tegen Brunhilde, die eindigde met de troonsbestijging van Chlotarius II (613). Toen deze in 623 zijn zoon Dagobert I op de troon van Austrasi? installeerde, werd Arnulf belast met diens opleiding en oefende tot 629-630 de feitelijke macht in Austrasi? uit. In 629 volgde hij zijn vriend Romarik naar diens kluizenarij in de Vogezen (Remiremont of Habend). Feestdag (te Metz gevierd): 19 aug.