(Fr.: Philippe le Hardi) (3 april 1245 - Perpignan 5 okt. 1285), koning van Frankrijk van 1270 tot 1285, uit het Huis der Capetingen, volgde zijn vader Lodewijk IX op op 25 aug. 1270 en werd gekroond op 15 aug. 1271. Aanvankelijk liet hij zich veelal leiden door zijn gunsteling Pierre de la Brosse, die echter in 1278 in ongenade viel, door tussenkomst van Filips' tweede gemalin, Maria van Brabant (zijn eerste was Isabella van Arag?n), en terechtgesteld werd. Nadien werd Filips beurtelings gedomineerd door Maria en door de koningin-moeder Margaretha van Provence.
Na de dood van Alfons van Poitiers, zijn oom, erfde hij in 1271 de graafschappen Auvergne, Poitou, Saintonges en Toulouse; hij maakte er echter twee gedeelten uit los die hij wegschonk, het Comtat Venaissin (d.i. gebied rond Carpentras) aan de paus en Agenais aan de Engelse koning Eduard I (Verdrag van Amiens, 1279). Maria's aanhangers brachten hem ertoe in 1284 op te treden tegen Peter III van Arag?n, die Sicili? veroverd had op Karel van Anjou, en de kroon van Arag?n te aanvaarden ten behoeve van zijn derde zoon, Karel van Valois. De veldtocht tegen Arag?n mislukte echter en Filips overleed op de terugweg.