(Valencijn 1171 - in of na 1205), graaf van Vlaanderen (1194-1205) en (als Boudewijn VI) Henegouwen (1195-1205), en (als Boudewijn I van Constantinopel) keizer van het Latijns Keizerrijk (1204-1205), zoon van Boudewijn VIII (Boudewijn V in Henegouwen) en van Margaretha van de Elzas, huwde in 1186 Maria van Champagne. Bij de dood van zijn moeder (15 nov. 1194) werd hij graaf van Vlaanderen en na het overlijden van zijn vader (17 dec. 1195) erfde hij ook Henegouwen. De eerste jaren van zijn bewind verliepen in een aanhoudende strijd met zijn suzerein, de Franse koning Filips II Augustus, die enkele jaren voordien (1191) de hand had gelegd op het zuidelijke deel van Vlaanderen (Artesi?). Boudewijn zocht vooral steun bij de Rooms-Duitse keizer Hendrik VI en de Engelse koning Richard. Bij het Verdrag van P?ronne (1200) werd Filips II Augustus verplicht Zuid-Vlaanderen gedeeltelijk te restitueren. In hetzelfde jaar legden Boudewijn en zijn echtgenote in de St.-Donatiaanskerk te Brugge de kruisvaartgelofte af. Hij nam deel aan de Vierde Kruistocht (1202-1204), die onder druk van Veneti? niet het Heilig Land, maar Constantinopel bereikte. Na de verovering van Constantinopel werd Boudewijn op 9 mei 1204 tot eerste keizer van het Latijns Keizerrijk uitgeroepen en op 16 mei in de Aya Sophia gekroond. Met paus Innocentius III spande hij zich in om een eind te maken aan het Oosters Schisma. Veel kon hij niet realiseren, want reeds in april 1205 viel hij in handen van de Bulgaren. Sedertdien werd geen spoor meer van hem gevonden, zodat de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen in handen kwamen van zijn minderjarige dochter Johanna. In het Latijns Keizerrijk werd hij opgevolgd door zijn broer Hendrik. Zijn vrouw, die hem was achterna gereisd, overleed onderweg te Akko (1204).